Читать «Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения» онлайн - страница 8

Сергей Павлик

De CIA organiseert een vergelijkend examen voor moordenaar. Een paar honderd kandidaten leggen een aantal proeven af, waarna er drie finalisten overblijven: twee mannen en een vrouw. De eerste man wordt bij de jury geroepen.

„Mijnheer”, zegt de voorzitter, „u moet nu een allerlaatste proef afleggen om aan te tonen dat u in alle omstandigheden welk bevel ook zult uitvoeren”.

„OK”.

„Hier is een geladen pistool. Uw vrouw zit in het lokaal hiernaast op een stoel. Ga binnen en schiet haar neer!”

De man, heel verontwaardigd:”Mijn vrouw? Nooit in mijn leven!”… en is gebuisd.

Zelfde scenario bij de tweede kandidaat. De man zegt: „Ik zal proberen”, gaat het lokaal ernaast binnen… en komt na een minuut terug buiten, tranen in de ogen. „Ik hou echt te veel van haar. Ik kan het niet!” – Gezakt!

Nu is de beurt aan de vrouw. Haar wordt verteld dat in het lokaal hiernaast haar man enz… enz…

De vrouw neemt het pistool aan en gaat het lokaal binnen. De jury hoort zes schoten, vervolgens geschreeuw en een hoop hels kabaal, gevolgd door een veelzeggende stilte.

De vrouw komt terug binnen bij de jury en wrijft het zweet van haar voorhoofd. „Jullie hebben me daar wat geleverd”, zegt ze, „dat pistool was geladen met losse flodders! Ik heb hem met zijn stoel moeten doodslaan!!”

Muizenpraat

(Мышиная болтовня)

Er zitten drie muizen aan de bar (сидят у бара три мыши). Ze scheppen heel erg op (они хвастаются во всю: «очень сильно» друг перед другом; opscheppen – разливать /по тарелкам/; вычерпывать; хвастаться).

Zegt muis 1 (говорит первая мышь): „Ik durf bij de mensen (я осмеливаюсь у людей) uit de koelkast (из холодильника; koel – прохладный; kast – шкаф) een stuk kaas te halen (достать кусок сыра; halen – доставать, вытаскивать)”.

Zegt muis 2: „Dat is nog niks (это еще ничего), ik kan met gemak (я могу запросто) de kaas van een muizenvalletje halen, pfheu (сыр из мышеловки стащить, пфуй… = ерунда, легко; val – западня, ловушка /здесь – с уменьшительным суффиксом/; vallen – падать)!!”

Zegt muis 3: „Sorry jongens, ik moet dringend naar huis (извините, ребята, мне нужно срочно домой) om de kat te gaan voeren (кота выгуливать; om… te… – чтобы; voeren – вести)!”

Er zitten drie muizen aan de bar. Ze scheppen heel erg op.

Zegt muis 1: „Ik durf bij de mensen uit de koelkast een stuk kaas te halen.”

Zegt muis 2: „Dat is nog niks, ik kan met gemak de kaas van een muizenvalletje halen, pfheu!!”

Zegt muis 3: „Sorry jongens, ik moet dringend naar huis om de kat te gaan voeren!”

Leven als een hond

(Собачья жизнь: «жизнь в качестве собаки»)

Er komt een man bij de dokter (приходит один мужчина к врачу) die zegt (который говорит): „Dokter, ik voel mij net een hond (доктор, я чувствую, будто я собака; zich voelen – чувствовать себя; net – точно, как раз), ik plas als een hond (я хожу в туалет по-собачьи; plassen – плескать; мочиться /разг./), ik doe het op zijn hondjes (я занимаюсь сексом по-собачьи; hondje – собачка) en ik vreet uit een bak (и я жру из чана/бака = из миски; vreten —есть /о животных/; жрать /о людях/)”.