Читать «Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения» онлайн - страница 12
Сергей Павлик
„Dan zal je hem toch eens moeten meebrengen (тогда тебе нужно будет его все же как-нибудь с собой привести;
„Maar dokter, hij zit hier naast mij (но доктор, он сидит здесь, рядом со мной)!”
„Zo, mevrouwtje”, zegt de dokter, „wat kan ik voor je doen?”
„Het is eigenlijk voor mijn man, dat ik kom, dokter”.
„Wat heeft jouw man dan wel?”
„Hij denkt dat hij onzichtbaar is”.
„Dan zal je hem toch eens moeten meebrengen, dat ik hem kan onderzoeken”.
„Maar dokter, hij zit hier naast mij”.
Lotto
(Лото)
Een man komt bij de dokter (один мужчина приходит к врачу) en de dokter vraagt aan de patiënt (и врач спрашивает у пациента) wat zijn probleem is (какая у него проблема: «что есть его проблема»).
De man antwoordt (мужчина отвечает): „Ik ben getrouwd met een oerlelijke vrouw (я женат на ужасно/крайне некрасивой женщине;
De dokter zegt: „Maar wat is uw probleem dan (врач говорит: какая же у вас тогда проблема)?”
De patiënt antwoordt: „Ik heb een week geleden de lotto gewonnen (неделю назад я выиграл в лото;
Een man komt bij de dokter en de dokter vraagt aan de patiënt wat zijn probleem is.
De man antwoordt: „Ik ben getrouwd met een oerlelijke vrouw gewoon voor het geld”.
De dokter zegt: „Maar wat is uw probleem dan?”
De patiënt antwoordt: „Ik heb een week geleden de lotto gewonnen”.
Vissen
(Ловить рыбу)
Een man is aan het vissen (один мужик /сидит/ ловит рыбу;
Zegt de man (мужик говорит): „Waarom denk je dan (почему тогда по-твоему) dat ik zo ver van de kant af zit (я так далеко от края сижу?
Een man is aan het vissen als er een voorbijganger langskomt en vraagt: „Bijten ze?”
Zegt de man: „Waarom denk je dan dat ik zo ver van de kant af zit?”
Gestolen
(Украли: «украдено»)
Een man komt lachend een politiebureau binnen (один мужчина заходит, смеясь, в полицейское бюро,
Agent: „Waarom lacht u dan (почему вы тогда смеетесь)?”
De man: „Mijn schoonmoeder zat erin (моя теща сидела в ней;
Een man komt lachend een politiebureau binnen, hij zegt: „Mijn auto is gestolen”.
Agent: „Waarom lacht u dan?”
De man: „Mijn schoonmoeder zat erin”.