Читать «Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения» онлайн - страница 53

Сергей Павлик

De onderwijzer zegt:

– Er bestaan woorden die een samenstelling zijn van twee andere woorden zoals bloempot, bloem en pot. Wie kan er nog een voorbeeld geven van een samenstelling?

Jantje is er als de kippen bij en antwoordt:

– Ik, meester. Kostuum!

– Uit welke twee woorden bestaat dat? – wil de onderwijzer weten.

– Uit een broek en een vest, mijnheer, – antwoordt Jantje.

Twee leeuwen

(Два льва)

Twee leeuwen wandelen over de Grote Markt in Brussel (два льва прогуливаются по Большому рынку в Брюсселе).

Zegt de ene leeuw tegen de andere (говорит один лев другому):

– Wat kunnen ze toch overdrijven (как могут они все-таки преувеличивать)! Ze zeggen dat het hier altijd zo druk is (они говорят, что здесь всегда так оживленно; druk – давление; беспокойный, оживленный; drukken – давить, жать). Kijk eens: geen mens te zien (посмотри-ка: ни души: «ни одного человека» не видно)!

Twee leeuwen wandelen over de Grote Markt in Brussel.

Zegt de ene leeuw tegen de andere:

– Wat kunnen ze toch overdrijven! Ze zeggen dat het hier altijd zo druk is. Kijk eens: geen mens te zien!

Vakantie

(Отпуск)

– Ben jij al met vakantie in Engeland geweest (ты бывал уже в отпуске: «с отпуском» в Англии)? – vraagt Dries aan zijn vriend (спрашивает Дрис у своего друга).

– Nee (нет).

– Waarom niet (почему нет)?

– Omdat ze daar links rijden (потому что они там слева ездят = у них левостороннее движение).

– En wat dan nog (и что тогда еще = ну и что же)?

– Ik heb het hier een paar dagen geprobeerd (я попробовал это здесь пару дней) maar het gaat echt niet (но это в самом деле не выходит/не получается; echt – подлинный; действительно).

– Ben jij al met vakantie in Engeland geweest? – vraagt Dries aan zijn vriend.

– Nee.

– Waarom niet?

– Omdat ze daar links rijden.

– En wat dan nog?

– Ik heb het hier een paar dagen geprobeerd, maar het gaat echt niet.

Jarige

(Именинница)

Een koe staat te springen in de wei (одна корова стоит и прыгает: «стоит прыгать» на лугу; wei = weide – луг, выпас). Dat wekt de verbazing van de andere koeien, die haar vragen (это вызывает удивление у других коров, которые ее спрашивают; wekken – будить; verbazen – удивлять, изумлять):

– Wat scheelt er toch aan (что случилось-то с тобой; schelen – отличаться, разниться; недоставать: wat scheelt eraan? – что с тобой?)?

– Helemaal niks (абсолютно ничего), maar morgen ben ik jarig (но завтра у меня день рождения) en ik ben mijn slagroom al aan het kloppen (и я мои сливки уже взбиваю; slagroom – сбитые сливки; room – сливки; kloppen – хлопать; бить, колотить).

Een koe staat te springen in de wei. Dat wekt de verbazing van de andere koeien, die haar vragen:

– Wat scheelt er toch aan?

– Helemaal niks, maar morgen ben ik jarig en ik ben mijn slagroom aan het kloppen.

Heel zeker

(Совершенно уверен)

Een professor zegt tegen zijn studenten (профессор говорит своим студентам):

– Intelligente mensen twijfelen altijd aan alles (интеллигентные люди сомневаются всегда во всем). Alleen domme mensen zijn heel zeker van zichzelf (только тупые/бестолковые люди очень уверены в себе самих).